DEN SLUIMER, DIE VEEL SMART VERBORG Den sluimer, die veel smart verborg, doorscheurt de nachtwind met een ruk. Ik lag te droomen van geluk. Thans staar ik in mijn zorg. Verlangen heeft mijn lust verreind, de daden van mijn dag vergroot. Wild jaagt mijn leven naar het eind: het wonder of den dood. Hadt gij mijn oogen dicht gekust eer ik mij neerlegde in mijn smart! Voelde ik uw hartklop op mijn hart, Ria, mijne rust! Als eenmaal boven ons bestaan voorgoed dezelfde hemel spant, mag dan de nacht met stormen slaan, wij sluimeren hand in hand. 23 Meidoorn, Amsterdam-Tielt (L.J. Veen - J. Lannoo) 1925, 91 p.